Voor wie is snoezelen?

Inhoud

  1. Voor wie is snoezelen
  2. Doelgroepen waar snoezelen effect op heeft
  3. Mensen met een verstandelijke beperking
  4. Mensen met dementie
  5. Mensen met autisme (ASS)
  6. Mensen met (zeer) ernstige meervoudige beperkingen
  7. Conclusie

Voor wie is snoezelen 

Snoezelen is een methode met uiteenlopende positieve resultaten. Door de jaren heen zijn er meerdere wetenschappelijke onderzoeken uitgevoerd en gepubliceerd die dit onderstrepen. De effecten van snoezelen beperken zich niet tot een enkele doelgroep. In tegendeel, snoezelen heeft een impact op meerdere doelgroepen en het bewijs hiervoor breidt zich steeds verder uit. In dit artikel worden verschillende mentale en fysiek beperkingen of aandoeningen besproken waar snoezelen een verschil kan maken. Voor elk van deze zal het bewijs hiervoor worden aangetoond met behulp van wetenschappelijk onderzoek. Voor de ene beperking of aandoening blijkt er meer wetenschappelijk onderzoek beschikbaar te zijn dan voor de andere. Daarnaast zijn er ook situaties die niet in onderstaand lijstje opgenomen zijn. Reden hiervoor is dat er geen of onvoldoende onderzoek is gevonden. Mocht jij het lijstje daarom willen aanvullen op basis van ervaringen en/of beschikbare onderzoek publicaties? Laat het dan vooral weten in een reactie onderaan dit artikel.

Doelgroepen waar snoezelen effect op heeft 

Zoals besproken zijn er meerdere doelgroepen waar uit onderzoek blijkt dat snoezelen een positief effect kan hebben op het welzijn. Hieronder worden 5 doelgroepen besproken: mensen met een verstandelijke beperking, mensen met dementie, mensen met autisme, mensen met een ernstige meervoudige beperking (EMB) en kinderen met ontwikkelingsproblemen.

1. Mensen met een verstandelijke beperking 

Onder mensen met een verstandelijke beperking verstaan we mensen waarbij hun verstandelijke vermogens beperkt zijn en hier geen gemiddeld niveau in behalen. Deze mensen hebben doorgaans een IQ van onder de 70. Voorbeelden hiervan zijn mensen met het syndroom van Down en het fragiele X-syndroom.  

Mensen met een verstandelijke beperking hebben over het algemeen moeite met communiceren, leren, sociale interactie en bewegen. Daarnaast vormen praktische zaken zoals eten en met geld omgaan een uitdaging voor hen. 

Meerdere onderzoeken tonen aan dat snoezelen een positief effect heeft op mensen met een verstandelijke beperking. Zo toont een onderzoek uit 2021 naar het effect van stimuli in een snoezelruimte dat mensen met een minimaal bewustzijn (MSC) een verbetering in communicatie en fysieke veranderingen ervaren door snoezelen. Een eerder onderzoek naar de hersenactiviteiten na het snoezelen toont aan dat snoezelen een positief effect heeft op het centrale zenuwstelsel. Deze effecten zijn gerelateerd aan een hogere mate van ontspanning onder de deelnemers van het onderzoek. Tot slot toont een onderzoek naar het effect van snoezelen op automutilatie en agressie dat een snoezelruimte deze niveaus verlaagt en dat dit een effectieve context biedt om automutilatie en agressie te verminderen.

2. Mensen met dementie 

Mensen met dementie hebben een achteruitgang in geheugen, denkvermogen en gedrag. Onder andere wordt hiermee de ziekte van Alzheimer bedoeld. Er is een studie gedaan naar het effect van snoezelen onder 84 dementerende ouderen in verpleeghuizen in Barcelona. Deze ouderen ondergingen tweewekelijks een snoezel sessie voor een periode van 12 weken in totaal. De uitkomst was dat de deelnemers significante vooruitgang lieten zien in depressie en angst. Daarnaast ervaarden zij een grotere mate van ontspanning. Vooral ouderen met een lichtere vorm van dementie toonden meer alertheid en gaven meer onderbouwde antwoorden tijdens het onderzoek. De conclusie van dit onderzoek is dat snoezelruimtes gebruikt zouden kunnen worden in verschillende stadia van dementie en dat het vooral bij lichte dementie een positieve nasleep heeft.

3. Mensen met autisme (ASS) 

Mensen met een vorm van autismespectrumstoornis (ASS) worden gekenmerkt door problemen met communicatie, sociale interactie en een verhoogde gevoeligheid voor zintuiglijke prikkels. Uit onderzoek naar het effect van snoezelen op de CARS-score van mensen met ASS, is gebleken dat snoezelen een significante toename in hun totale CARS-score liet zien. De CARS-score staat voor Childhood Autism Rating Scale en is ontwikkeld om autisme te onderzoeken aan de hand van 15 verschillende gedragsaspecten. Enkele van deze aspecten zijn omgang met mensen, affectie, lichaamsgebruik, visuele reactie en cognitief niveau. Het onderzoek betrof 40 deelnemers, zowel mannen als vrouwen tussen de leeftijd van 15 en 35 jaar. Hieruit kan worden geconcludeerd dat voortdurende sessies in snoezelruimten effect hebben op het verminderen van de ernst van ASS en het repetitieve en stereotype gedrag dat mensen met ASS vertonen.

4. Mensen met een (zeer) ernstige verstandelijke en meervoudige beperking ((Z)EVMB) 

Volgens begeleiders hebben mensen met (zeer) ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen (Z)EVMB vaak baat bij snoezelen. Gemma Testerink, ergotherapeut bij ‘s Heeren Loo, heeft dit met een wetenschappelijk onderzoek aangetoond. In haar onderzoek heeft ze het effect van snoezelen onderzocht met behulp van een online enquête met 48 vragen onder 136 participanten. 89 van hen waren Nederlanders, terwijl de overige uit andere landen kwamen, waaronder de VS en Australië. Deze participanten waren onderwijs- en zorgprofessionals en ouders of andere verwanten van iemand met (Z)EVMB. De zorgprofessionals bestonden onder andere uit fysiotherapeuten, psychomotorisch therapeuten en ergotherapeuten. Overige beroepen waren directe ondersteuners (persoonlijk begeleiders), pedagogisch medewerkers en psychologen. De participanten gebruikten snoezelen onder een doelgroep van mensen met (Z)EVMB met een minimale leeftijd van 20 jaar oud. 

Uit het onderzoek bleek dat de meeste deelnemers snoezelen gebruiken ter ontspanning of activering van de persoon met (Z)EVMB in kwestie. Dit was afhankelijk van de specifieke wensen van de persoon met de beperking(en). Andere doeleinden voor het snoezelen waren mentale gezondheid, sociale interactie of het ondersteunen van de persoonlijke ontwikkeling en doelen. 

Hoe vaak de participanten snoezelden varieerde tussen eens per maand tot meerdere keren per dag. Een of twee keer per week kwam het meeste voor. Deze snoezel sessies duurden bij de meeste participanten circa 30 minuten. Snoezelen werd zowel in groepsverband als individueel gedaan en deze groepen varieerden van 2 tot 10 personen. Slechts in een paar gevallen was de persoon met (Z)EVMB alleen. 

Manier van snoezelen bij (Z)EVMB 

Bij het snoezelen werd vooral gekozen om het zicht en het gehoor te prikkelen met stimuli. In de meeste gevallen werd er tijdens het snoezelen op twee of drie verschillende zintuigen gericht. De meeste deelnemers gebruikten hiervoor een speciale snoezelruimte die voornamelijk ontworpen en bedoeld is voor snoezelen. Daarnaast werden ook badkamers en slaapkamers gebruikt om in te snoezelen. Ondersteunende factoren waren de (voldoende) hoeveelheid snoezelmaterialen, het klaar hebben staan van de ruimte en materialen en tot slot het afzonderen van ongewenste prikkels van buitenaf zoals daglicht en geluiden. Niet alle deelnemers hadden ervaring in snoezelen, echter werd het hebben van deze ervaring wel gezien als belangrijke factor in succesvol snoezelen. 

Het resultaat van snoezelen bij (Z)EVMB 

Ongeveer 75% van de respondenten gaf aan dat snoezelen een positief effect had op de persoon met een (Z)EVMB en henzelf. De positieve effecten bestonden vooral uit een verbeterde geestelijke gezondheid, door meer plezier en ontspanning te ervaren. Ook de participanten ervaarden meer ontspanning en een betere stemming door het snoezelen. Tevens verbeterde de relatie tussen de participant en de persoon met de beperking(en). De participanten kregen een voldaan gevoel als zij zagen dat de de persoon met beperking(en) vreugde ervaarde. 

Volgens het onderzoek waren er verschillende factoren die zorgden voor de bovengenoemde effecten. Zo werd gerapporteerd dat persoonskenmerken een grote invloed hebben. Denk hierbij aan de stemming en de capaciteiten van deze persoon met (Z)EVMB om te kunnen snoezelen. Een individuele aanpak genoot daarom veelal de voorkeur. Ten tweede bleek de aanpak en de structuur van het snoezelen de resultaten sterk te beïnvloeden. Het succes hing onder andere af van de begeleider, de gekozen stimuli, contact maken en het observeren van de persoon met een (Z)EVMB. Ten derde was de fysieke, sociale en organisatorische context van belang. Dit betrof de vaardigheden van de ondersteuner, de snoezel omgeving, de relatie tussen de ondersteuner en client en beschikbare snoezelmaterialen.

Conclusie 

We kunnen concluderen dat er verschillende doelgroepen zijn die baat hebben bij snoezelen. Voor de meeste doelgroepen, zoals hierboven beschreven, bestaat er genoeg wetenschappelijk bewijs om dit te ondersteunen. Er zijn echter genoeg doelgroepen waar onderzoek nog aantonen dat het daadwerkelijk effect heeft op het geestelijke welzijn. Desalniettemin kan in de praktijk al blijken dat bijvoorbeeld kinderen met ontwikkelachterstanden of mensen met een trauma ook positieve effecten ervaren van snoezelen.  

Mocht je zelf ervaring hebben met snoezelen onder een doelgroep die niet besproken is in dit artikel, laat het dan vooral weten in de reacties hieronder! Ook als je juist overeenkomstige (of tegenstrijdige) resultaten ziet met de besproken doelgroepen horen wij het graag. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *